Inventarisatie exportmarkten voor dierlijke mest
In opdracht van het ministerie van LVVN heeft NMI Agro in kaart gebracht wat de ruimte is voor import van mest in een aantal landen in Europa. Hierbij heeft men de volgende systematische werkwijze aangehouden:
- Wat is het gebruik aan kunstmest en aan dierlijke mest in deze gebieden, gerekend in stikstof (N) en fosfaat (P2O5)?
- Wat is de productie aan dierlijke mest in deze gebieden?
- Wat is de huidige export van dierlijke mest naar deze regio’s?
- Een berekening welke ruimte er in de gebieden is voor gebruik van dierlijke mest; gerekend werd met maximaal 170 kg N en 70 kg P2O5 per hectare.
- In een beschouwing worden andere relevante aspecten besproken, zoals de bodemvruchtbaarheid ter plekke, de structuur van de landbouw (bedrijfsgrootte, geteelde gewassen, type bedrijven), de aanwezige infrastructuur voor mestopslag, -aanwending e.d., de houding (acceptatiegraad) voor dierlijke mest en wettelijke aspecten voor de handel, transport en gebruik van dierlijke mest.
De landen die in het rapport in kaart zijn gebracht zijn: Frankrijk, Duitsland, Polen, België, Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië, Zweden, Hongarije en Roemenië. In de analyse zijn deze landen (behalve de Baltische Staten) in regio’s onderverdeeld.
Conclusies
In vrijwel alle onderzochte gebieden is er ruimte voor import van dierlijke mest. Deze ruimte is vele malen groter dan wat vanuit Nederland beleverd kan worden. Dat betekent ook dat er ruimte is om de meest kansrijke of waardevolle exportmarkten te selecteren om op te concentreren.
Frankrijk en Duitsland hebben grote arealen landbouwgrond en een relatief beperkte veestapel en zijn de grootste afzetmarkten.
In Polen, Roemenië, Hongarije en de Baltische Staten is de potentie ook aanzienlijk. Bovendien is in deze landen de bodemvruchtbaarheid vaak slecht door lage bemestingstoestanden (fosfaat, kalium, organische stof), zanderige bodems en onvoldoende aanvoer. Met name in Oost-Duitsland (Brandenburg, Mecklen-Voor-Pommeren en Saksen-Anhalt), het westen en noorden van Polen, Litouwen en Letland ziet NMI kansen. In de meeste van deze gebieden is bovendien de gemiddelde bedrijfsgrootte van de boerderijen gunstig.
Naast deze omstandigheden zijn allerlei andere aspecten van belang om tot een structurele en rendabele mestexport te komen. Bijvoorbeeld welke gewassen er worden geteeld, de houding van de boeren en tuinders over dierlijke mest, de lokaal aanwezige infrastructuur voor opslag en aanwending, of het aanbod kwalitatief (inclusief garanties) voldoende is afgestemd op de behoefte van de potentiële afnemers, en ook in hoeverre men wil investeren in het opbouwen van markten. Deze aspecten zijn niet onderzocht maar worden wel aangestipt in het rapport.
Een aantal kaartjes uit het rapport. Boven van links naar rechts: per landsdeel de Franse mestproductie van rundvee en varkens en de mestimport in miljoenen kg stikstof. Het onderste kaartje laat zien welke ruimte er dan resteert voor import van dierlijke mest. Te zien is dat dat er in iedere regio in Frankrijk mogelijkheden zijn. In de regio waar nu verreweg het grootste deel van de mestexport naartoe gaat, de Grand Est, is dat 263 miljoen kg N. Ter vergelijking: in 2023 werd er 10,8 miljoen kg N in dierlijke mest naar Frankrijk geëxporteerd.
